De effecten van GDL-inkomsten op andere inkomensstromen van goede doelen (Dutch)

Wat gebeurt er met andere inkomsten van goede doelen als zijn beneficiant worden van de Postcode Loterij of de VriendenLoterij? In zijn masterscriptie gaat Michiel Klaver in op deze vraag, en laat hij een complex beeld zien van de dynamiek tussen verschillende inkomstenstromen. 

De volledige scriptie is hier te vinden: Klaver, Michiel (2021) De effecten van GDL-inkomsten op andere inkomstensstromen

Achtergrond
Goede doelen in Nederland kunnen financiering ontvangen uit verschillende bronnen, zoals overheidssubsidies, donaties van particulieren, giften of sponsoring van bedrijven, of bijdragen van (vermogens)fondsen. Een bijzondere inkomstenbron zijn de uitkeringen van Goede Doelen Loterijen (GDL) zoals de Nationale Postcode Loterij en de Vriendenloterij die bij wet verplicht zijn 40% van de opbrengsten aan goede doelen te schenken. Inkomstenstromen kunnen elkaar onderling beïnvloeden. Mogelijke effecten zijn te onderscheiden in crowding-out (substitutie) en crowding-in (complementaire) effecten.

Onderzoeksrichting
Deze scriptie is gericht op het effect van GDL-inkomsten op andere inkomstenbronnen: overheden, andere organisaties zonder winststreven, bedrijven en particulieren. Hiervoor is de volgende onderzoeksvraag opgesteld: Welke verbanden tussen GDL-inkomsten en andere inkomstenbronnen zijn te onderscheiden bij goede doelen in Nederland? Om de hypotheses op te stellen is gebruik gemaakt van hoofdzakelijk twee theoretische perspectieven: de motivatie van donatie (warm glow versus pure altruism) en de cognitieve kosten theorie (capaciteit en tijd om relevante informatie te verwerken). Om de hoofdvraag te beantwoorden zijn jaarverslagdata, verzameld door het Centraal Bureau Fondsenwerving, samengevoegd met GDL-data (Nationale Postcode Loterij en Vrienden Loterij). Na preparatie van de data zijn vier fixed effects–analyses toegepast, één per inkomstenbron, met GDL-inkomsten als onafhankelijke variabele.

Uitkomsten
Overheden lijken gevoeliger voor crowding-out effecten dan andere gevende actoren en de correlatie tussen GDL-inkomsten en subsidies is het enige gemeten significante hoofdverband. Per actor is het verschil berekend tussen organisaties die wel en organisaties die geen GDL-inkomsten ontvangen. Bij elke analyse lijkt een daling plaats te vinden van desbetreffende inkomsten, als gevolg van beneficiant zijn van de Goede Doelen Loterijen. Echter, die daling wordt gecompenseerd door de loterij inkomsten zelf. Vanaf een donatie van €99.134 is de aanvankelijke daling in particuliere inkomsten gecompenseerd door het GDL-bedrag. Voor inkomsten vanuit andere organisaties zonder winststreven en bedrijven gelden respectievelijk bedragen van €147.959 en €135.860. Voor subsidies geldt echter een veel hoger bedrag: €1.068.750. Bovendien wordt deze break-even grens voor subsidies hoger naarmate een organisatie een grotere omvang heeft. Pas vanaf dit bedrag aan GDL-donatie wordt de daling van de ontvangen subsidies gecompenseerd. Alles hier onder betekent dus, gemiddeld, een daling in inkomsten. De gemiddelde NPL-donatie bedraagt €3.546.880, de gemiddelde VL-donatie is €750.064.

Drie andere verbanden vallen op. Ten eerste hangen inkomsten van bedrijven en overheidssubsidies sterk samen. Een euro afkomstig van bedrijven hangt samen met 36 eurocent overheidssubsidies. Bovendien lijken bedrijven op twee vlakken af te wijken van de andere inkomstenbronnen: de leeftijd van een organisatie lijkt een negatieve, modererende werking op de relatie tussen GDL-inkomsten en inkomsten van bedrijven te hebben, en de omvang van een organisatie juist een positief modererend effect. Bij alle andere gemeten inkomstenstromen werd een tegenovergesteld effect van deze factoren gemeten. Ten tweede is een positieve, significante correlatie tussen inkomsten van particulieren en organisaties zonder winststreven gemeten. Organisaties zonder winststreven lijken particulieren te volgen in geefgedrag: 1 euro aan particuliere inkomsten hangt samen met 10 eurocent inkomsten van organisaties. En ten derde lijken subsidies positief te correleren met inkomsten van particulieren. Eén euro subsidie hangt samen met 3 eurocent inkomsten van particulieren.